Hoe land je een vliegtuig?
Het landen van een vliegtuig, van een groot passagiersvliegtuig tot een klein sportvliegtuigje, wordt door piloten vaak beschouwt als het leukste deel van de vlucht. De uitdaging is telkens om een zo zacht mogelijke landing te maken, met een soepele nadering.
Alvorens je de landing uitvoert vlieg je eerst een zogenaamd Circuit (in het Engels: traffic pattern). Deze heeft de vorm van een U.
Downwind leg
Het eerste deel wordt de Downwind genoemd. Hier vlieg je langs de landingsbaan maar in de tegenovergestelde richting van de landing. Tevens zetten we hier ‘het eerste standje flaps’. Dit zijn een soort kleppen die de overtreksnelheid verlagen, in andere woorden: het vliegtuig kan langzamer vliegen en heeft hierdoor minder landingsbaan nodig.
Hierna volgt de base-leg, nu vlieg je de baan tegemoet in een hoek van 90*. Dat betekent dat als je naar linksvoor kijkt je de landingsbaan ziet liggen, nu zet je de daling in naar de landingsbaan.
Final leg
Inmiddels hoeven we nog maar een bocht te maken, zodat we ons oplijnen met het verlengde van de landingsbaan (de ‘extended centerline’). We zitten nu op ongeveer 100 meter hoogte. We doen onze ‘Final Approach’-checklist, waarbij we nog een keer kijken of de belangrijkste dingen zijn ingesteld. We zorgen dat we gestabiliseerd zijn tijdens de nadering en dat we de juiste aanvliegsnelheid vliegen. Ook hier geldt: een goede voorbereiding is het halve werk.
Op grote vliegvelden hebben we toestemming nodig van de verkeerstoren om te mogen landen (bijvoorbeeld: “Cessna ABC, cleared to land runway 18”). Op kleine vliegvelden daarentegen, zonder verkeersleiding, hebben we geen specifieke ‘landingsklaring’ nodig. Wel geven we hierbij telkens aan over de radio waar we zijn. Dit doen we zodat andere piloten goed op de hoogte zijn van de situatie in het circuit.
De flare, het uitronden voor een zachte landing.
Op zo’n 2 meter hoogte (6 feet) begint de zogenaamde ‘Flare’. We brengen het motorvermogen naar een minimum en tegelijkertijd trekken we rustig aan de stuurkolom zodat we zachtjes landen en dat ons neuswiel als laatste op de grond komt. Eenmaal op de grond houden we ons vliegtuig in het midden van de baan, de ‘centerline’, door correcties te maken met onze voetpedalen.
Afhankelijk van de lengte van de landingsbaan gebruiken we onze remmen om eerder tot stilstand te komen. Meestal is dit echter niet nodig en rollen we vanzelf uit. Hierna besturen we met onze voetpedalen het neuswiel en rijden we een taxibaan op. We doen nu onze ‘after landing’-checklist. Eenmaal aangekomen op de parkeerplaats pakken we de ‘engine shutdown checklist’ en ‘parking’ checklist erbij en werken we alle punten af.
Done, klaar, finito! Uitstappen en tijd om wat foto’s te maken.